Special: Nierproblemen bij de kat
Een kat heeft, net als mensen en andere dieren, twee nieren. Nieren zijn erg belangrijk voor het lichaam omdat ze de hoeveelheid water in het lichaam regelen en afvalstoffen uit het bloed filteren. Deze afvalstoffen worden vervolgens naar de blaas gevoerd en zo worden ze uiteindelijk uitgeplast.
Bij sommige dieren werken de nieren minder goed. Dat kan komen door een een plotselinge beschadiging van de nieren, of doordat de werking van nieren langzaam achteruit gaat. Hierdoor kan het lichaam vocht gaan verliezen of het kan de afvalstoffen niet goed meer afvoeren waardoor de kat last krijgt. De kat gaat meer drinken, eet minder goed, wordt magerder, de vacht wordt plukkerig en doffer.
Katten zijn heel erg goed in zich beter voordoen dan ze zich voelen, dus vaak heeft u als eigenaar pas in de gaten dat het niet goed gaat als de nierziekte al wat verder gevorderd is. Daarom bespreken we de nierziekten wat uitgebreider.
Chronisch nierfalen
Chronisch nierfalen is de meest voorkomende nierziekte bij de kat. Vaak zijn het wat oudere dieren die deze ziekte krijgen, maar toch zien we dit ook bij jongere katten. Het ziekteverloop is sluipend, waardoor het vaak niet opvalt dat de kat klachten ontwikkelt.
Wat gebeurt er?
De nieren gaan steeds minder goed functioneren, maar omdat de nieren een grote reservecapaciteit hebben merk je er in het begin eigenlijk niets van. De achteruitgang van de nieren gaat samen met kleine ontstekingen, waardoor verspreid in de nieren littekenweefsel ontstaat. Dat littekenweefsel trekt altijd wat samen, waardoor de nieren geleidelijk aan wat kleiner kunnen worden en waardoor het oppervlak van de nieren wat onregelmatiger en later zelfs knobbeliger kan worden. In dit stadium wordt daarom soms gesproken over schrompelnieren.
Wat is het gevolg?
1. Omdat er minder gezond nierweefsel is, lukt het niet meer voldoende om de afvalstoffen van de stofwisseling uit te plassen. Deze afvalstoffen zijn bijvoorbeeld ureum en creatinine, die overblijven na het gebruik door het lichaam van de eiwitten uit de voeding. Het lichaam wil toch deze afvalstoffen naar buiten afvoeren, en probeert ze dan via het maagdarmkanaal uit te scheiden. Het vervelende hiervan is dat het slijmvlies van bek, slokdarm, maag en darmen niet zo goed tegen deze stoffen kunnen, en er dus ontstekingen en zweren kunnen ontstaan, bijvoorbeeld maagzweren.
2. De nieren kunnen water niet goed meer binnen het lichaam houden, en daardoor verliest het lichaam teveel vocht. De urine wordt slecht geconcentreerd en dus wateriger, en krijgt dan een lager soortelijk gewicht. Dit meten we met een refractometer. Het soortelijk gewicht van een gezonde kat moet hoger zijn dan 1.035, en is soms wel hoger dan 1.050 (dan is de urine zeer goed geconcentreerd). Het soortelijk gewicht bij nierpatiënten daalt, soms zelfs tot 1.010.
3. Het is heel belangrijk om te weten dat ook andere ziekten een laag soortelijk gewicht van de urine kunnen veroorzaken.
4. Doordat de nieren als het ware lek zijn, vergelijk het met een theezeefje, verdwijnen eiwitmoleculen uit het bloed in de urine. Gezonde nieren verliezen geen eiwitten. Het verliezen van deze eiwitten is voor de nieren bovendien beschadigend: het nog normaal werkende nierweefsel kan ook worden aangetast.
5. Gezonde nieren maken het hormoon erythropoeitine aan, een stof die bij sporters bekend is als epo, doping. Dit hormoon zorgt er onder andere voor dat in het beenmerg rode bloedcellen worden aangemaakt. Als nieren minder goed gaan werken wordt er ook minder epo aangemaakt, waardoor er een bloedarmoede ontstaat naarmate de ziekte vordert.
Welke klachten krijgt de kat?
- De kat gaat meer plassen en meer drinken. De urine wordt wateriger, is minder goed geconcentreerd, en vaak veel minder geel dan gebruikelijk. Ook zeggen eigenaren soms dat de urine helemaal niet meer zo sterk ruikt als voorheen.
- De kat gaat geleidelijk aan wat minder eten. Dat komt doordat er maagzweren ontstaan, waardoor eten buikpijn veroorzaakt. De eetlust neemt dus af, maar de kat blijft wel trek in eten houden. Dan zie je dat een kat wel naar het etensbakje loopt, er even aan ruikt, en zich vervolgens weer afwendt en wegloopt zonder een hap te hebben genomen.
- In een later stadium heeft de kat zoveel last van deze zweren in het maagddarmkanaal dat de kat gaat braken, of diarree krijgt.
- De kat vermagert. Dat komt natuurlijk doordat de kat minder eet, maar ook door het eiwitverlies via de nieren.
- Soms gaat de kat meer uit de bek stinken. Dat komt door het ureum, wat via het slijmvlies van bek en slokdarm wordt uitgescheiden.
- Uitdroging ondanks dat de kat meer drinkt. Dit is te testen door de turgor te bepalen: als je de huid optrekt en weer loslaat blijft de huid in een plooi staan. Als dit gebeurt dan is de kat ernstig uitgedroogd.
- Lusteloosheid en zwakte, veroorzaakt door uitdroging, spierzwakte, stapeling van afvalstoffen in het bloed, bloedarmoede of een combinatie hiervan.
- Een doffe, plukkerige vacht. Bovendien wast de kat zich niet meer zo goed als voorheen.
Hoe stellen we de diagnose?
- Urineonderzoek:
Soortelijk gewicht: bij een gezonde kat ligt het soortelijk gewicht boven 1.035. Ligt het hieronder, dan kan dat wijzen op een slechtere nierfunctie. ( In de urine is soms eiwit aan te tonen. ) We kijken altijd onder de microscoop naar de urine. Soms zijn dan bacterien te zien, wat wijst op een urineweginfectie. Een kat hoeft hier verder geen last van te hebben.
- Bloedonderzoek:
Met een bloedonderzoek kunnen we onderzoeken hoe de nieren functioneren, door te kijken naar de volgende bloedwaarden: ureum, creatinine, fosfaat, natrium, kalium, calcium en de rode bloedcellen. Omdat er bij oudere katten meer aan de hand kan zijn laten we vaak een iets uitgebreider onderzoek doen, zodat we ook weten hoe de lever, alvleesklier en schildklier functioneren, en ook het gehalte van de witte bloedcellen en eiwitten in het bloed.
- Bloeddruk meten:
Een hoge bloeddruk kan een oorzaak zijn van nierfalen, maar door nierfalen kan ook een hoge bloeddruk ontstaan. Als er sprake is van een te hoge bloeddruk is het belangrijk deze te behandelen om verergering van het nierfalen te voorkomen. Meestal merkt een eigenaar niets van een te hoge bloeddruk. Pas als er al veel schade is aangericht komen de klachten: soms is een kat plotseling blind, met hele grote pupillen, of wordt een kat erg suf of wankel of benauwd.
Hoe kunnen we nierfalen behandelen?
Dat is erg afhankelijk van welke klachten de kat precies heeft, of de kat nog eet, nog speels is, zich terugtrekt. We kiezen de meest geschikte behandeling per kat. Dit kan bestaan uit de volgende behandelingen:
Infuustherapie: de kat wordt enkele dagen opgenomen op de praktijk, waarbij een infuus via een bloedvat in de voorpoot wordt aangebracht. Zo krijgt de kat vocht toegediend, waardoor uitdroging wordt gecorrigeerd. Ook wordt zo als het ware een nierdialyse nagebootst, waardoor afvalstoffen versneld worden uitgeplast.
- Een speciaal dieet, wat een betere kwaliteit eiwitten bevat, waardoor er veel minder afvalstoffen geproduceerd worden. Het is bewezen dat katten die een nierdieet krijgen langer leven en ook een betere kwaliteit van leven hebben.
- Een nierpatiënt mag geen vlees of vis meet eten omdat dit veel eiwitten bevat.
- Medicijnen tegen de misselijkheid en maagpijn
- Medicijnen om de het eiwitverlies via de nieren tegen te gaan.
- Medicijnen om de bloeddruk te regelen
Verder is het belangrijk om regelmatig de werking van de nieren te controleren. Zo zullen we adviseren om één/twee weken na de start van een behandeling urine en bloed te laten onderzoeken. In het bloed zien we dan soms een verbetering van de nierwaarden! Vaak kan een kat weer een normaal leventje leiden met weinig klachten.
Kortom: laat altijd een plasje controleren als uw kat meer lijkt te drinken.